EU voortgang regels rassenregistratie (PRM)

25 | 04 | 2024

In de zomer van 2023 berichtten wij over een voorstel van de Europese Commissie voor nieuwe regels voor de registratie van rassen en het in de handel brengen van zaden van diverse landbouwgewassen inclusief pootgoed, groentezaden en groenteplanten en uitgangsmateriaal van fruit en wijnstokken. Een veelgebruikte afkorting daarvoor is PRM (Plant Reproductive Material). Zie het eerdere bericht daarover hier. De sierteelt wordt uitgezonderd van de nieuwe regels in het voorstel.

 

Waar gaat het over

De EU beoogt de huidige EU richtlijnen voor het in de handel brengen van zaden, pootgoed en jonge planten te vervangen door een enkele verordening. Daarbij wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de duurzaamheidsdoelen van de Green Deal. Die doelen onderschrijven wij, maar wel zijn er vraagtekens te zetten bij de uitwerking van voorgestelde maatregelen en wijzigingen ten opzichte van de richtlijnen.

 

De Europese Commissie

De Commissie heeft hun voorwerk grotendeels gedaan. In ons bericht van zomer 2023 hebben we een inschatting gegeven van de mate waarin de belangen van Plantum-leden goed zijn meegenomen of niet. In december 2023 heeft Plantum gebruik gemaakt van de inspraakronde van de Europese Commissie op het voorstel (hier te vinden, of direct van Plantum). In onze reactie gaat veel aandacht uit naar de zorgen die we hebben rond de introductie van een ‘duurzaamheids’ CGO (VSCU) hetgeen met name in groenten en fruit grote nadelige gevolgen zal hebben. Daarnaast zien we een reeks problemen die voortkomen uit onduidelijke definities van vooral in de handel brengen en import, maar ook de introductie van het concept heterogeen materiaal voor alle gewassen.

 

Het Europees Parlement

In het Europees Parlement is ook hard gewerkt aan het voorstel, zowel in positieve als negatieve zin. De commissies Agri en Envi zijn betrokken en er is druk geschreven aan amendementen. Hier worden tegenstellingen zichtbaar tussen de groenen en de conservatieven. Hoeveel ruimte moet er gemaakt worden om de instandhouding van oude rassen, landrassen en heterogeen materiaal te faciliteren? In hoeverre is het redelijk om wel of geen kwaliteitseisen te stellen aan zulk materiaal en wat voor eisen zijn redelijk voor rassen zoals we ze gewend zijn te registreren en te verhandelen? Mogen boeren materiaal uitwisselen en onder welke voorwaarden dan, is het kwekersrecht goed beschermd? Wie draagt de kosten voor registratie en andere verplichtingen die bij het in de handel brengen van zaden komen kijken?

 

De Europese Raad

De Europese Raad waarin de ministeries van landbouw van lidstaten vertegenwoordigd zijn voor dit dossier, is ook vol aan de gang om hun verbeteringen aan te brengen. Dat lijkt een behoorlijke uitdaging. Nu werken we met tien richtlijnen die per lidstaat een eigen interpretatie krijgen. Die interpretatie is afgestemd op de gewassen die in de betreffende lidstaat veel in de handel zijn en zijn aangepast aan wat er nodig is om registratie en handel daar in goede banen te leiden. Waar de fruit richtlijn in Mediterrane landen over citrus en olijven zal gaan, gaat dezelfde richtlijn in Polen en Duitsland over appels en peren en in Nederland ook over aardbeien en frambozen. Maximaal zijn er dan voor 27 lidstaten (27 keer 10) 270 interpretaties van de richtlijnen. Dit wordt nu teruggebracht tot een enkele verordening waarin alle verschijningsvormen van alle gewassen samengebracht moeten worden. Er moeten appels met peren maar ook met olijven en druiven vergeleken worden. Dat geldt ook voor certificering van landbouwzaden en fruitgewassen bijvoorbeeld. Een zeer grote opgave. De Europese Raad is dan ook nog volop aan het werk om de voorstellen van de Europese Commissie te beoordelen.

 

24 april ’24

Op 24 april ’24 is in het Europees Parlement gestemd over amendementen die de lijn bepalen voor de inzet van het parlement in de onderhandelingen met de Europese Raad en de Europese Commissie. Het voorstel is in brede zin aangenomen en daarmee ligt de versie voor de onderhandeling vanuit het parlement vast. Die onderhandeling, de zogenaamde triloog, zal op zijn vroegst in het najaar van start gaan.

 

Achtergrond over de verordening

 

De huidige richtlijnen regelen enkel rassenregistratie en het in de handel brengen van uitgangsmateriaal via verschillende richtlijnen voor verschillende typen materiaal, zoals landbouwzaden, pootaardappelen, groentezaden, fruit, wijnstokken et cetera.

In de het voorstel voor een verordening van de Europese Commissie worden naast regels voor handel ook regels gesteld voor productie en voor import van zaden en jonge planten. Daarnaast wordt er meer ruimte gemaakt voor ‘instandhoudingsrassen’, de amateurmarkt en uitwisseling van geproduceerd materiaal tussen boeren onderling. Voor leden van Plantum en voor telers is het van groot belang dat de regelgeving voor rassenregistratie en het in de handel brengen van zaden en jonge planten zorgt voor de wettelijke borging van kwaliteit, identiteit en plantgezondheid.

 

Productie

Zoals hierboven aangegeven is de definitie voor het op de markt brengen opgerekt om, naast het in de handel brengen, ook productie en import te regelen. Dat lijkt een kleine wijziging maar kan in de praktijk veel gevolgen hebben. Als geproduceerd materiaal van het veld komt, of dat nou in de EU is of daarbuiten, moet het bewerkt worden voordat het de markt op kan. Schonen, sorteren, coaten het bepalen van kiemkracht en andere eigenschappen worden getest vóór het materiaal in de verpakking terechtkomt voor verkoop. Door regels te stellen aan productie, maakt de Europese Commissie het onnodig moeilijk. In het huidige stelsel wordt voornamelijk gekeken naar het resultaat dat de markt opgaat; de zaden in de zak, het gecertificeerde pootgoed en de jonge planten. In een aantal gewassen worden wel veldkeuringen uitgevoerd, maar de hoofdzaak van controle ligt vlak voordat het de handel ingaat of bestaat het uit officieel toezicht op private kwaliteitssystemen van bedrijven. Door specifieke eisen te stellen aan productie, moeten keuringsdiensten veel meer controleren. Dat betekent verlies aan efficiency en hogere kosten voor hetzelfde resultaat.

 

Import

Zaden van vooral groentegewassen worden wereldwijd geproduceerd en vaak in de EU opgewerkt en in de handel gebracht. Jaarlijks komt er 10.000-12.000 ton groentezaden met fytosanitair certificaat de EU binnen, waarvan iets minder dan de helft via Nederland. Veel van dit materiaal komt direct van het veld en zal in de EU opgewerkt worden tot een product voor de handel met dezelfde kwaliteitsborging als materiaal geproduceerd in de EU. De Europese Commissie wil nu ook eisen gaan stellen aan de productie van deze zaden in die landen via zogenaamde ‘equivalentie’. In landbouwzaden is dat gebruikelijk, maar voor groentezaden niet. Het behoeft geen uitleg dat het uitrollen van een equivalentie naar meer dan 80 landen waar zaden vandaan komen een enorme klus is. Opnieuw een groot verlies aan efficiency voor hetzelfde resultaat. Daarbij komt nog dat een langetermijneffect kan zijn dat in de EU gevestigde groentezaadbedrijven hun activiteiten naar buiten de EU verplaatsen.

 

Officieel toezicht of totale vrijheid

Keuringsdiensten zoals de NAK en Naktuinbouw vinden hun oorsprong in boeren en telers die aan het eind van de 19e eeuw op zoek waren naar kwaliteitsborging voor hun zaaizaad en pootgoed. Het systeem dat daaruit voorkwam met keuringen, certificering voor een aantal gewassen en toezicht op interne kwaliteitsborging van aanbieders van zaden werkt heel goed. Zo goed zelfs, dat overheden door heel Europa keuringsdiensten hebben met officiële status. Toch is er een beweging die af wil van onafhankelijke kwaliteitsborging. Gemotiveerd vanuit instandhouding van oude rassen en landrassen wordt in het Europees Parlement geargumenteerd dat aanbieders van dat soort materiaal in ‘conservation networks’ niet belast zouden moeten worden met de administratieve lasten van officiële controle. Wanneer dit werkelijkheid wordt, is dat een ondermijning van het systeem van kwaliteitsborging dat door boeren zelf in het leven is geroepen. Hoewel het doel van instandhouding van oude rassen goed is, is ook bekend dat oude rassen over het algemeen gevoeliger zijn voor ziekten en kwaliteitsproblemen. Niet alleen de teler die het materiaal koopt, zal daar last van hebben, maar ook zijn buren als het gaat om ziektes die zich makkelijk verspreiden. Een voorbeeld daarvan in phytophthora in aardappel.

 

Waarde van certificering

Ook de waarde van officiële certificering wordt volgens de voorstellen die nu voorliggen op een andere manier weergegeven. Dat is met name voor de Nederlandse situatie ongunstig. De Europese Commissie wil vanuit het streven naar harmonisatie de normen voor certificering op het niveau van de EU gelijktrekken. Waar in Nederland nu een hogere kwaliteitsnorm geldt voor certificering, zal dan dat onderscheid op basis van een NAK of Naktuinbouw certificaat niet meer te maken zijn ten opzichte van materiaal uit andere EU-lidstaten.

 

Duurzaamheidstoetsen VSCU

Voor landbouwgewassen is het cultuur- en gebruikswaarde onderzoek (CGO) al onderdeel van rassenregistratie. Het is een vergelijkend onderzoek dat de prestatie van rassen onderling vergelijkt onder gelijke omstandigheden. Het geeft telers actueel inzicht in de beste rassen die verkrijgbaar zijn voor hun teelt. De Europese Commissie stelt nu voor om duurzaamheidsaspecten mee te gaan nemen in dit onderzoek en daarnaast om dit onderzoek ook verplicht te stellen voor groenten en fruit. Voor landbouwgewassen wordt in de huidige proefopzet al rekening gehouden met duurzaamheidsaspecten zoals ziekteresistenties en toleranties voor abiotische stress, zoals wintervastheid, wind en dergelijke. Daar hoeft dus weinig te veranderen. Des te groter is de impact op groenten en fruit. Waar landbouwgewassen op het veld staan, worden groenten overwegend geteeld op plaatsen waar de omstandigheden veel beter te sturen zijn, zoals in kassen. Om daar een gestandaardiseerde proef voor aan te leggen, werkt averechts. Ieder ras heeft een eigen optimale temperatuur, optimaal bemestingsregime et cetera. Een standaardproef kan daar geen rekening mee houden en zal dus nauwelijks waardevolle informatie opleveren.  Bovendien is een groot verschil met landbouwgewassen, zoals wintertarwe, dat waar de tarwe ruwweg twee bestemmingen heeft: veevoer of meel voor de bakkerijen, een gewas als tomaat juist heel veel kleine marktsegmenten kent. Zo zijn er vleestomaten, cherrytomaten, honingtomaten, Roma tomaten, tomaten voor sauzen, soepen en voor salades ga zo maar door. Om op soortniveau een duurzaamheidstoets in te stellen, zal onherroepelijk leiden tot minder diversiteit. Terwijl het inregelen per marktsegment leidt tot een veelheid aan proeven, wat de kosten navenant zal doen toenemen evenals de moeite voor telers om de juiste keuze te maken op basis van resultaten. De kostenstijging voor rassenregistratie zal significant zijn en zal leiden tot minder aanmeldingen, zeker voor rassen waarvan niet bij voorbaat heel duidelijk is dat er een markt voor is. Een positief resultaat uit het Europees Parlement is het voorstel om de VSCU proeven voor groente- en fruitgewassen niet te verplichten maar optioneel te maken.

 

Proefzaadregeling

Op dit moment werken telers en groentezaadbedrijven veelal samen om nieuwe rassen te testen in praktijkomstandigheden bij de teler. Juist deze succesvolle manier om de prestaties van rassen te testen, wil de Europese Commissie niet langer toestaan. Eerst moet de volledige rassenregistratie volbracht zijn voor rassen de markt op mogen. Men vergeet daarbij voor het gemak dat veredeling voor ziekteresistenties en plantenziekten met elkaar in een wapenwedloop verwikkeld zijn. Ziekteresistenties worden doorbroken en resistente rassen gaan dus in de praktijk maar beperkte tijd mee. Om die tijd in te vullen met officiële beproevingen is zeker niet de beste manier om die tijd te besteden. Zowel groentezaadbedrijven als telers als de consument zijn niet gebaat bij vertraging op de introductie van nieuwe rassen in de groenten. In het fruit komt daar nog bij dat de tijd die nodig is om zo’n toets te doorlopen veel langer is en nog minder betekenis heeft. Een appel of perenboom gaat pas na zoveel jaar bloeien, dus om de vruchten te kunnen beoordelen, ben je zoveel jaar verder. De betekenis is nog minder, omdat de consument hier vaak juist een ras koopt; Jonagold, Fuji of Conference. Een zeer smakelijk ras dat minder produceert wordt gecompenseerd door grotere vraag en kan dus nog steeds zeer interessant zijn in de teelt. Ook voor fruit is het van belang tijdig te kunnen starten met testen van rassen bij telers, en niet te hoeven wachten op de uitkomst van een proef voor registratie.

 

Wanneer het samenkomt

Duidelijk is dat er nog veel werk te verzetten is. We verwachten dat wanneer het tot onderhandelen komt, de versies van de commissie, de raad en het parlement erg van elkaar zullen verschillen. Het zal dan nog eens behoorlijk wat inspanning vergen om er weer een geheel van te maken wat voor de instituties acceptabel is. Een ingangsdatum voor de nieuwe set regels is voorlopig dus nog niet in zicht. Plantum blijft aandacht vragen voor onze zorgpunten en volgt de procedure op de voet.

Gerelateerde artikelen

Handreiking weerbare rassen

De handreiking weerbare rassen van Plantum is gepresenteerd op 8 april 2024.

Lees meer

Weerbaarheid leeft bij Plantum leden

Weerbare rassen, weerbaar uitgangsmateriaal en weerbaar telen spelen een belangrijke rol in de verduurzaming van...

Lees meer

Webinar: AOW in zicht

Ieder jaar stromen werknemers op basis van leeftijd uit. Zij gaan AOW ontvangen en een...

Lees meer

Meld je nu aan voor een plantum lidmaatschap